Beste vrienden voor altijd
Details
92 p. : ill.
Besprekingen
Leeswelp
Na de brief gaat het verhaal terug in de tijd, naar het moment waarop oom Ibrahim in het gezin van Moussa aankomt. Wat hij doet en zegt, typeert hem meteen als spontaan, vriendelijk en grappig. Hij vraagt voor even onderdak bij zijn broer omdat hij op straat gezet is: hij wordt uitgewezen omdat zijn papieren niet in orde zijn. Als hij Rosie leert kennen, wordt zijn verhaal verknoopt met andere verhalen: het schooltoneel waarin Moussa en Rosie spelen en het verhaal rond mevrouw Hemelrijk — haar naam en karakter doen denken aan Roald Dahls juffrouw Engel. Ook de hoeden die ze maakt, zullen later nog een rol spelen, net als het toneel, waarin Moussa enkel een rups wil zijn als die vleugels aan mag.
Dat web van motieven dat onopvallend gesponnen wordt, is een van de aantrekkelijke kanten van het verhaal. Daarin speelt ook die andere grote draad van Rosies papa in de gevangenis een belangrijke rol. Rosies volgende brief eindigt met een cliffhanger en roept daardoor een sterke spanning op: ze is verdrietig wanneer oom Ibrahim vertrekt, maar, zo schrijft ze: ‘je raadt het vast al, liefste papa, het verhaal houdt hier niet op. Want toen gebeurde er iets heel eigenaardigs.’ Daarover belooft ze in een volgende brief te berichten.
De lezer komt wel te weten wat er verder gebeurt. De volgende bladzijden laten een knap staaltje zien van de sterke integratie van tekst en beeld: op de prenten zie je Rosies mama met een reusachtige tas vol boodschappen voor zich de trap opzeulen terwijl oom Ibrahim diezelfde trap afstormt. Wat zal gebeuren, laat zich raden: een botsing en … liefde op het eerste gezicht. Die liefde zorgt op haar beurt voor spanning op het einde, wanneer Rosies vader vrijkomt. Wat dat zal geven, is stof voor een volgend boek. De problematiek van uitgeprocedeerden, de papa in de gevangenis, de liefde die je overvalt, ze worden vlotjes gemengd, maar tegelijk ook wat voorspelbaar, waardoor het geheel inhoudelijk een minder sterke indruk nalaat.
De sterkste kant van het boek ligt in de combinatie van een heldere, vanzelfsprekende verwoording met zinnen die je aan het denken zetten en aandacht voor bijzondere taal. Elke dinsdagavond blijft Rosie bij Moussa eten omdat haar moeder dan moet overwerken. De volgende zinnen doen nadenken over verschillen en gelijkenissen tussen culturen: ‘Rosie vindt niets leuker dan met een heel gezin rond de tafel te zitten. Maar dat zegt ze niet tegen mama. Ze wil haar niet verdrietig maken.’ En oom Ibrahim heeft de gewoonte om bijzondere uitdrukkingen en nieuwe woorden in een boekje te noteren, waardoor ze ook voor de lezer extra oplichten, zoals ‘als de gesmeerde bliksem’ of ‘een ezelsbaantje’. Dit laatste woord beeldt Vanistendael letterlijk uit, zoals ze elders geregeld krachtig in één beeld een emotie vat, bijvoorbeeld Rosies verdriet na een ruzie met Moussa of haar papa’s zweverige gevoel als hij een brief van zijn dochter leest.
In Rosies brief die het boek afsluit, komen alle verhaallijnen samen. De laatste woorden breken het verhaal echter open en doen uitkijken naar het vervolg: ‘PS Ik mis je zo verschrikkelijk erg.’
[Jan Van Coillie]
NBD Biblion
Pluizer
Michael De Cock is er weer in geslaagd een pareltje van een vriendschapsboek neer te pennen. In het derde deel rond Rosie en Moussa staat een nieuwe figuur centraal: Oom Ibrahim komt een tijdje bij Moussa thuis logeren. Niet zomaar, maar omdat hij eigenlijk geen papieren heeft. Rosie vindt dit alles heel gek en stelt zich de vragen die elk kind van haar leeftijd (en dus ook de lezer) zou stellen. Rosie en Moussa sluiten Oom Ibrahim in hun hart, maar hij moet al gauw weer vertrekken. Hij gaat op zoek naar wat hij zelf een ‘ezelsbaantje’ noemt en vindt er heel toevallig eentje … bij Rosies moeder. Maar ook Rosies vader, die in het tweede boek uitgebreid aan bod komt, krijgt nieuws: hij mag de gevangenis verlaten. Een rasechte cliff-hanger voor het volgende boek.
Telkens een boek verschijnt over Rosie en Moussa, voegt De Cock een paar nieuwe elementen toe. Hij zoemt afwisselend in op Rosie en op Moussa’s leven en waar er bijvoorbeeld in het eerste boek nog geen sprake is van Moussa’s moeder of Rosies vader, krijgen die in het tweede en derde deel wel een rol toebedeeld. De culturele verschillen worden hier en daar subtiel aangeraakt, maar in dit derde deel treden ze meer naar voren, aangezien Moussa’s familie meer centraal staat. De Cock heeft een vlotte schrijfstijl en ook de samenwerking met Judith Vanistendael (vooral bekend van haar graphic novels) verloopt goed. Haar ietwat karikaturale, zwierige prenten voegen een extra dimensie toe aan een verhaal dat al sterk staat op zich. Een dikke pluim, een echte aanrader.